Atopische dermatitis

Atopische dermatitis (AD) is een chronische huidaandoening die gekenmerkt wordt door (type 2) inflammatie en pruritus1,2.
De aandoening (ook wel eczeem genoemd) manifesteert zich bijna altijd voor het vijfde levensjaar, met een prevalentie van ongeveer 10-20% bij
kinderen in westerse, stedelijke gebieden, en lager in niet-westerse en rurale regio’s1,2.
Atopische dermatitis kan een grote impact hebben op het dagelijks leven, vooral door voortdurende pruritus en pijn, en door de esthetische
impact. Slaapstoornissen komen vaak voor en de levenskwaliteit van de patiënten kan drastisch verminderen2.
Vaak verdwijnt of vermindert de atopische dermatitis als patiënten ouder worden1. Soms houden de symptomen echter aan en/of ontstaan er
andere manifestaties van de 'atopic march' zoals astma en chronische rhinosinusitis met neuspoliepen. Naarmate de AD vroeger ontstaat of
ernstiger is, neemt de kans op het ontwikkelen van astma en rhinitis op latere leeftijd toe1,2. Atopische dermatitis wordt dan ook gezien als de
eerste stap van de 'atopic march'1.
Het risico op het ontwikkelen van atopische dermatitis ligt hoger bij kinderen met een familiale voorgeschiedenis, al dan niet gerelateerd aan
mutaties van het filaggrine (FLG) gen3,4. FLG codeert voor een proteïne dat belangrijk is voor de barrièrefunctie van de huid1,3.
Ook de genen die coderen voor type 2 cytokines zoals de interleukines IL4 en IL13 spelen een rol. Deze cytokines zijn belangrijke spelers in het
proces van type 2 inflammatie dat aan de basis ligt van atopische dermatitis2.
Naast een genetische aanleg spelen omgevingsfactoren of triggers een rol, zoals virale infecties, allergenen, extreme temperaturen, cosmetica en
vervuilende stoffen2.
De huid is belangrijk om waterverlies tegen te gaan en om te vermijden dat vreemde stoffen zoals allergenen, toxinen en microben
binnendringen. Als deze functie beschadigd is, kunnen deze stoffen de huid binnendringen en een inflammatoire reactie veroorzaken, waarbij T-
helper 2 (Th2) cellen geactiveerd worden2. Th2 cellen op hun beurt produceren cytokines, waaronder IL4 en IL134.
Deze bewerkstelligen onder andere:
- Een vermindering van FLG genexpressie, waardoor de barrièrefunctie van de huid verderwordt aangetast4
- Activatie van eosinofielen en mastcellen, die een (verdere) inflammatoire en allergischereactie veroorzaken4
- De verdere differentiatie van Th0 naar Th2-cellen4
- De switch van B-cellen naar IgE producerende B-cellen4
Een effectieve aanpak van atopische dermatitis zal dus gebaseerd zijn op het vermijden van triggers, het beschermen en lokaal behandelen van
de huid, het gebruik van symptoombestrijdende middelen en soms ook systemische therapieën die vroeger of later in de inflammatoire cascade
ingrijpen2,4.
- Bantz SK, Zhu Z, Zheng T. The atopic march: progression from atopic dermatitis to allergicrhinitis and asthma. Journal of clinical & cellular immunology. 2014 Apr;5(2).
- Avena-Woods C. Overview of atopic dermatitis. The American journal of managed care. 2017Jun;23(8 Suppl):S115-23.
- Simon D. Recent Advances in Clinical Allergy and Immunology 2019. International archives ofallergy and immunology. 2019;180(4):291-305.
- Matsunaga K, Katoh N, Fujieda S, Izuhara K, Oishi K. Dupilumab: Basic aspects andapplications to allergic diseases. Allergology International. 2020 Jan 30.
Producten